Parket

Toezicht op het Openbaar Ministerie (OM)

Artikel 122 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) bepaalt dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad de minister in kennis kan stellen van het feit dat naar zijn oordeel het Openbaar Ministerie (OM) bij de uitoefening van zijn taak de wettelijke voorschriften niet naar behoren handhaaft of uitvoert. Deze bevoegdheid van de procureur-generaal bij de Hoge Raad hangt samen met diens opdracht te waken voor de handhaving en uitvoering van wettelijke voorschriften bij de gerechten zoals omschreven in artikel 121 Wet RO. Daarmee is een juridische grondslag gegeven voor het uitoefenen van toezicht op het OM door de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

In het kader van deze bevoegdheid heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad verschillende thematische onderzoeken gedaan naar de wijze waarop het OM zijn taken uitvoert, waarbij de aandacht telkens uitging naar de juridische kwaliteit van de onderzochte taak. De procureur-generaal bij de Hoge Raad stelt zich bij de uitoefening van deze taak op als een neutrale en onafhankelijke, het recht dienende instantie, met een signalerende en adviserende rol. Het doel is de behoorlijke naleving en uitvoering van de wetten te bevorderen en te waarborgen.

Protocollen ten aanzien van onderzoek en afstemming
Met het College van procureurs-generaal zijn in 2020 nadere afspraken gemaakt over de te volgen procedure bij onderzoeken in het kader van het toezicht op het OM. De afspraken zijn vastgelegd in een onderzoeksprotocol dat informatie bevat over de wijze waarop de procureur-generaal bij de Hoge Raad zijn toezichthoudende taak als bedoeld in artikel 122 lid 1 Wet RO uitvoert en waarin tevens afspraken zijn vastgelegd omtrent onder meer de afstemming met betrekking tot de keuze van het onderzoek, de reikwijdte daarvan en de medewerking aan het onderzoek door het OM. Dit onderzoeksprotocol is op 1 juli 2020 in werking getreden.

Daarnaast is het wenselijk gebleken dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad vaker zal gaan samenwerken met de Inspectie Justitie en Veiligheid. De procureur-generaal bij de Hoge Raad en de Inspecteur-Generaal van de Inspectie hebben zich bereid verklaard tot afstemming bij het uitvoeren van onderzoeken waar het OM bij betrokken is, met behoud van ieders eigen taak, gescheiden verantwoordelijkheden en binnen de wettelijke kaders. De in dat kader gemaakte afspraken zijn in 2020 vastgelegd in een afstemmingsprotocol. Dit afstemmingsprotocol is op 1 juli 2020 in werking getreden.

Beide protocollen zijn gepubliceerd op de website van de Hoge Raad.

Uitbreiding capaciteit
Met het oog op de (verwachte) groei van onderzoek in het kader van Toezicht is mr. Paul Frielink vanuit het gerechtshof Den Bosch in 2020 gedetacheerd in het parket bij de Hoge Raad. Hij wordt als plaatsvervangend advocaat-generaal ingezet voor het toezichtonderzoek, in het bijzonder aangaande strafbeschikkingen. Paul Frielink heeft verscheidene functies bekleed binnen het OM (officier van justitie en officier van justitie eerste klas), binnen de rechterlijke macht als senior-raadsheer en als bijzonder hoogleraar Openbaar Ministerie aan de Universiteit Maastricht en als (parttime) hoogleraar straf(proces)recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Onderzoeken in het kader van toezicht op het OM
In 2020 is het onderzoek naar de uitoefening van bevoegdheden van het OM in het kader van Computercriminaliteit III voortgezet. Daarnaast zijn er twee nieuwe onderzoeken gestart: een herhaalonderzoek naar de naleving van de wettelijke voorschriften bij het uitvaardigen van OM-strafbeschikkingen en een oriënterend vooronderzoek naar de gang van zaken in de zaken die bekend zijn als de ‘Groesbeekse kopschopperszaken’.

Toezicht op het uitvaardigen van OM-strafbeschikkingen
In het eerste in 2014 afgeronde en op 1 januari 2015 aan de minister van Veiligheid en Justitie aangeboden rapport ‘Beschikt en Gewogen’ stond de naleving van de wettelijke voorschriften bij het uitvaardigen van OM-strafbeschikkingen centraal. Dat leidde tot de signalering van een aantal knelpunten met aanbevelingen om die op te lossen. In het in 2017 verschenen rapport ‘Wordt vervolgd: Beschikt en gewogen’, hier te vinden, is verslag gedaan van de wijze waarop door het OM gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in het eerste rapport waren geformuleerd.

In oktober 2020 is een herhaalonderzoek naar de OM-strafbeschikking van start gegaan. In dit onderzoek zullen er méér zaken in de steekproeven worden betrokken dan in het eerste onderzoek en worden er twee steekproeven verricht in plaats van één. Dit hangt samen met de coronacrisis; er worden door het OM getroffen maatregelen bekeken van voor en na de coronacrisis. De onderzoeksopzet is aan de andere kant beperkter in de zin dat er alleen wordt gekeken naar de CVOM- en ZSM-zaakstromen en niet meer naar de zaakstromen van de arrondissementsparketten.

Toezicht op uitoefening van cyberbevoegdheden
In 2019 is een begin gemaakt met onderzoek naar de uitoefening van bevoegdheden van het OM in het kader van Computercriminaliteit III. Het betreft een onderzoek naar de wijze waarop het OM de opsporingsmethode ‘onderzoek in een geautomatiseerd werk’ toepast en naar de wijze waarop het OM op de uitvoering van deze opsporingsmethode toezicht houdt. In dit onderzoek wordt samengewerkt met de Inspectie Justitie en Veiligheid die structureel toezicht uitoefent op de uitvoering van deze opsporingsmethode door de politie.

In 2020 is, na afronding van het literatuuronderzoek in 2019, gestart met dossieronderzoek. Er zijn meerdere gesprekken geweest met de DIGIT-officier van justitie en diens ondersteuning van het Landelijk Parket en met de Inspectie Justitie en Veiligheid.

In december 2020 is een tussenrapport afgerond en aan het OM voorgelegd voor reactie. 

Toezicht werkwijze van het OM in de ‘Groesbeekzaak
In 2020 is de procureur-generaal bij de Hoge Raad in het kader van het OM-toezicht een oriënterend vooronderzoek gestart naar de werkwijze van het OM in de zaken die in perspublicaties bekend staan als de ‘Groesbeekse kopschopperszaken’. In deze zaken was de vervolging van vier verdachten in 2019 bij het hof gestrand nadat de advocaat-generaal bij het Ressortsparket de niet-ontvankelijkheid van het OM had gevorderd, omdat hij niet kon instaan voor de integriteit van de bewijsvoering. Het hof volgde de vordering en verklaarde het OM niet-ontvankelijk, nadat de rechtbank eerder tot veroordelingen wegens het medeplegen van een poging doodslag was gekomen. Benadeelde partijen stelden vergeefs cassatie in bij de Hoge Raad, een rechtsmiddel dat niet open staat voor de benadeelde partij als verdachte noch OM cassatie heeft ingesteld.

Voor het oriënterend onderzoek heeft het OM de procureur-generaal bij de Hoge Raad van de nodige informatie voorzien. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de stukken bestudeerd en heeft gesprekken gevoerd met personen, voornamelijk personen die werkzaam zijn bij het OM die bij de zaak betrokken zijn geweest. Op basis van deze oriëntatie beoordeelt de procureur-generaal bij de Hoge Raad of eventueel vervolgonderzoek nodig is of dat met het doen van constateringen en aanbevelingen kan worden volstaan.

Oproep Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken (VCAS) tot het verrichten van onderzoek m.b.t. observaties van en opvragen informatie over advocaten door het OM
De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft in het verslagjaar kennis genomen van de oproep van de Vereniging van Cassatieadvocaten in Strafzaken (VCAS) tot het verrichten van onderzoek op de voet van artikel 122 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) met betrekking tot observaties van en opvragen van informatie over advocaten door het OM. Aanleiding voor deze oproep waren uitspraken die zijn gedaan door de hoofdofficier van justitie van het Landelijk Parket in het televisieprogramma Op1 op 21 augustus 2020 en de nieuwsberichten van het OM over het observeren van twee advocaten, hetgeen mogelijk had kunnen leiden tot het achterhalen van de verblijfplaats van Ridouan T., hoofdverdachte in het Marengo-proces. Het verzoek van de VCAS is door de procureur-generaal afgewezen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad streeft ernaar om het toezicht zo veel mogelijk te blijven richten op een algemene (niet zaaksgebonden) beoordeling van het handelen van het OM. De taak een conclusie te nemen in afzonderlijke zaken (de hoofdtaak van het parket bij de Hoge Raad) kan het voor de procureur-generaal bezwaarlijk maken om in zaken waarin het rechterlijk oordeel nog niet onherroepelijk is, een rechtmatigheidsoordeel te geven over het handelen van het OM in die zaken. Daarom moet voordat tot onderzoek wordt overgegaan worden beoordeeld of de procureur-generaal wel een oordeel kan geven over het handelen van het OM. De VCAS onderkende in haar oproep dat het observeren onderwerp is van een debat in een zaak die thans onder de rechter is en dat gezegd zou kunnen worden dat voor een onderzoek ex artikel 122 Wet RO geen plaats is omdat die rechter zich daarover te zijner tijd moet buigen. Dat is de reden voor de procureur-generaal waarom niet positief beslist is op het verzoek van de VCAS om onderzoek te doen naar het in bijzondere omstandigheden in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde volgen van advocaten.

De volledige reactie van de procureur-generaal is hier te vinden.