Parket

Herziening

Herziening ten gunste van de veroordeelde is een buitengewoon rechtsmiddel met een eigen bijzondere procedure bij de Hoge Raad. Herziening in het voordeel van de veroordeelde is onder meer mogelijk als na een onherroepelijke veroordeling in een strafzaak een nieuw gegeven (een zogenoemd novum) bekend wordt, dat de rechter niet eerder kende en dat het ernstige vermoeden wekt dat de rechter destijds tot een andere uitspraak (geen veroordeling) zou zijn gekomen of tot toepassing van een minder zware strafbepaling als hij van dat gegeven op de hoogte was geweest.

Een herzieningsverzoek kan te allen tijde en zelfs meerdere malen door een veroordeelde worden ingediend bij de Hoge Raad. Er gelden geen verjaringstermijnen.

Artikel 461 e.v. Wetboek van Strafvordering (Sv) regelt de bevoegdheid van de procureur-generaal bij de Hoge Raad om onderzoek te doen naar het bestaan van mogelijke gronden voor de herziening van een onherroepelijke veroordeling. Als het gaat om een veroordeling wegens een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 12 jaar of meer staat en de rechtsorde door dit misdrijf ernstig is geschokt, kan de advocaat van de veroordeelde ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag bij de procureur-generaal een verzoek indienen tot een nader onderzoek naar in dat verzoek omschreven omstandigheden. Daarbij geldt de eis dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er mogelijkerwijs sprake is van een grond tot herziening en dat het verzochte onderzoek noodzakelijk is.

De procureur-generaal kan – en is bij veroordelingen tot een gevangenisstraf van 6 jaar of meer daartoe verplicht – advies vragen aan de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS). Deze adviescommissie adviseert over de wenselijkheid en de inhoud van nader onderzoek. De commissie bestaat uit 5 leden en 5 plaatsvervangende leden, onder wie 2 wetenschappers, een deskundige op het terrein van de politiepraktijk, een advocaat en een lid van het Openbaar Ministerie (OM), ondersteund door een secretaris. De voorzitter van de ACAS was in 2020 prof. mr. C.P.M. Cleiren, hoogleraar straf(proces)recht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden.

In 2020 zijn 4 verzoeken binnengekomen. Eén verzoek betrof een veroordeling in 2007 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en 180 uur taakstraf, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis voor een poging tot oplichting en het opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst. De procureur-generaal heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, nu het in dit geval niet gaat om een veroordeling wegens een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 12 jaar of meer staat en de rechtsorde door dit misdrijf ernstig is geschokt. Een ander verzoek, dat ziet op een veroordeling in 2000 (het cassatieberoep is in 2001 door de Hoge Raad verworpen) tot een gevangenisstraf van 6 jaar wegens poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en – kort gezegd – handelen in strijd met de Wet wapens en munitie is voor advies naar de ACAS gestuurd. In het verslagjaar heeft de ACAS in deze zaak nog geen advies uitgebracht. Een ander verzoek ziet op een veroordeling in 2003 (het cassatieberoep is in 2004 door de Hoge Raad verworpen) tot levenslange gevangenisstraf wegens het medeplegen van moord, meermalen gepleegd, en het medeplegen van diefstal met geweld. Ook dit verzoek is voor advies naar de ACAS gestuurd. In het verslagjaar heeft de ACAS in deze zaak nog geen advies uitgebracht. Overigens is in deze zaak een eerder ingediend verzoek tot nader onderzoek, in navolging van het advies van de ACAS, door de advocaat-generaal in 2015 afgewezen. Ten slotte is er in het verslagjaar een verzoek binnengekomen dat betrekking heeft op een veroordeling in 1998 (het cassatieberoep is in 1999 door de Hoge Raad verworpen) tot een gevangenisstraf van 15 jaar wegens moord. In het verslagjaar is nog geen beslissing genomen op het verzoek tot nader onderzoek.

In 2020 waren er nog 4 verzoeken uit 2014, 2016, 2017 en 2018 in behandeling.

Een verzoek uit 2018 dat ziet op een veroordeling in 2011 tot levenslang wegens oorlogsmisdrijven tijdens het gewapend conflict in Rwanda in 1994, is in hetzelfde jaar naar de ACAS doorgestuurd voor advies. In het verslagjaar heeft de ACAS in deze zaak nog geen advies uitgebracht.

Een verzoek uit 2017 betreft een veroordeling in 1995 tot 5 jaar gevangenisstraf wegens doodslag. In het verslagjaar is (nader) uitvoering gegeven aan het advies van de ACAS. Een door de rechter-commissaris benoemde rechtspsycholoog heeft onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de (bekennende) verklaringen van de verzoeker en zij heeft daarover gerapporteerd. De rechter-commissaris heeft bovendien in Duitsland 3 getuigen verhoord. De onderzoeksresultaten zijn aan de advocaten van de verzoeker ter beschikking gesteld. Zij hebben daarin aanleiding gezien tot het indienen van een herzieningsverzoek.

Een verzoek uit 2016 betreft een veroordeling in 2007 tot TBS met dwangverpleging wegens doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De advocaat-generaal heeft in navolging van het advies van de ACAS nader onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan hebben ertoe geleid dat de advocaat-generaal een aanvraag tot herziening van de onherroepelijke veroordeling van de verzoeker bij de Hoge Raad heeft ingediend. In 2018 heeft de Hoge Raad hierop de stukken in handen gesteld van de advocaat-generaal teneinde aanvullend nader onderzoek te verrichten en zo nodig mede op grond van de resultaten daarvan de aanvraag tot herziening aan te vullen. De advocaat-generaal heeft om die reden twee deskundigen die in het verleden over deze zaak hadden gerapporteerd verzocht om aanvullende rapportages. Ook is nader onderzoek gedaan naar bij het slachtoffer bestaande waandenkbeelden. Ten slotte is een hoogleraar forensische geneeskunde de opdracht verleend om te rapporteren op basis van dezelfde uitgangsgegevens als alle deskundigen die in deze zaak hebben gerapporteerd. Deze hoogleraar kwam tot de conclusie dat zelfmoord veel waarschijnlijker is dan doodslag. De advocaat-generaal heeft vervolgens de vordering in juli 2020 aangevuld, waarna de Hoge Raad de herzieningsaanvraag in het verslagjaar gegrond heeft verklaard en de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verwezen.

In de zogenoemde Deventer-moordzaak – een veroordeling uit december 2000 tot 12 jaar gevangenisstraf wegens moord, waarin al meerdere keren herziening is verzocht – had de advocaat-generaal, op basis van het advies van de ACAS, in 2014 al besloten om nader onderzoek in te stellen. In 2019 heeft een evaluatie plaatsgehad van de deelonderzoeken die in de daaraan voorafgaande jaren zijn afgerond. In overleg met de verdediging heeft de advocaat-generaal besloten tot een review van het forensisch-technische deel van het oorspronkelijke politieonderzoek in deze strafzaak door 3 forensisch-technische rechercheurs van een coldcase-team van een politie-eenheid die met deze zaak geen voorafgaande bemoeienis heeft gehad. Aan het eind van het verslagjaar is de advocaat-generaal in afwachting van de uitkomsten daarvan.

Ten slotte is er een verzoek uit 2017 dat ziet op een veroordeling in 2007 wegens medeplegen van poging tot moord, waarvoor een gevangenisstraf van 8 jaar is opgelegd. Deze straf is in 2009 door de Hoge Raad verminderd in die zin dat dat deze 7 jaar en 7 maanden bedraagt. In 2018 heeft de ACAS in deze zaak geadviseerd om geen nader onderzoek te verrichten. De verdediging is in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Van die gelegenheid heeft de verdediging geen gebruik gemaakt. Abusievelijk is de in 2019 genomen beslissing van de advocaat-generaal om geen nader onderzoek te verrichten door het parket niet terstond uitgestuurd. Deze omissie is in het verslagjaar hersteld.

Herziening ten nadele van de gewezen verdachte
De wet biedt ook de bijzondere mogelijkheid dat op aanvraag van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie een onherroepelijke einduitspraak van de rechter in Nederland die vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging inhoudt ten nadele van de gewezen verdachte wordt herzien. Dat kan alleen in door de wet bepaalde uitzonderlijke omstandigheden (artikel 482a Sv). Een dergelijke aanvraag heeft nog nooit tot een herziening ten nadele van de gewezen verdachte geleid. Het parket bij de Hoge Raad vervult in het geval van een dergelijke aanvraag de bij wet opgedragen taken, zoals het nemen van een conclusie. In 2020 is herziening ten nadele van een gewezen verdachte niet aan de orde geweest.