2020 Uitgelicht

2020, het jaar waarin de gezondheidscrisis begon

Het werk ging door
Het jaar 2020 stond in het teken van de gezondheidscrisis rondom het COVID-19-virus. De rechtspraak werd daardoor veelvuldig met nieuwe dringende vragen geconfronteerd, een duidelijke illustratie van de vitale functie die de rechtspraak in de samenleving heeft. Rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad zijn ook zelf organisaties die door de pandemie intern met praktische vragen zijn geconfronteerd. In het verslagjaar moest de Hoge Raad net als vele andere organisaties zijn weg vinden in een tijd van onzekerheid en werken binnen de door het kabinet afgekondigde ‘coronamaatregelen’ om de verspreiding van het virus tegen te gaan. De Hoge Raad heeft in de eigen organisatie de coronamaatregelen doorgevoerd. Binnen de grenzen van die maatregelen is zoveel mogelijk gewaarborgd dat de primaire, rechtsprekende taak door kon gaan. De meeste leden en medewerkers van de Hoge Raad werkten vanaf medio maart 2020 thuis. Overleg vond plaats via elektronische hulpmiddelen. Het gebruik van het gebouw is aangepast aan de 1,5 metermaatregel. Het wekelijkse raadkameroverleg van de civiele kamer, de strafkamer en de belastingkamer is na een korte periode van onderbreking en online overleg zo spoedig mogelijk in het gebouw van de Hoge Raad hervat, met inachtneming van de coronamaatregelen en aangevuld met elektronische hulpmiddelen voor degenen die om wat voor reden dan ook vanuit huis meedoen.  

In- en uitstroom
Uit de eigen ervaringen en uit de cijfers over 2020 blijkt dat de Hoge Raad goed heeft kunnen doorwerken in coronatijd. Het algemene beeld is dat de Hoge Raad ten opzichte van de voorgaande jaren in 2020 goed op koers ligt, de in- en uitstroom min of meer in balans is en dat ook voldaan is aan de verwachtingen voor dit jaar.

Meer informatie over de cijfers 2020 en de verantwoording vindt u hier.

Digitale werkomgeving
Dat de Hoge Raad in 2020 ondanks de coronamaatregelen goed heeft kunnen doorwerken, houdt voor een belangrijk deel verband met de digitale werkomgeving.

Bij de Hoge Raad kunnen procesdeelnemers digitaal procederen. Dit was vóór 2020 al mogelijk in civiele vorderingszaken en in een deel van de strafzaken. Per 1 februari 2020 is het digitaal procederen in alle strafzaken mogelijk geworden en in april 2020 het digitaal procederen in zaken die door de belastingkamer van de Hoge Raad worden behandeld.

NIEUWSBERICHT
Digitaal procederen nu in alle strafzaken mogelijk

NIEUWSBERICHT
Digitaal procederen nu ook mogelijk in zaken bij de belastingkamer

In verband met de coronamaatregelen is besloten om tijdelijk het digitale portaal ook open te stellen voor de civiele verzoekschriften. Dit liep vooruit op de definitieve voorziening voor het digitaal procederen in verzoekzaken, die per 1 april 2021 zal worden ingevoerd.

De minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker, zou in april 2020 het portaal in belastingzaken komen openen tijdens een feestelijke bijeenkomst. In verband met de maatregelen rond het coronavirus is die bijeenkomst helaas komen te vervallen. De minister heeft zijn felicitaties aan de Hoge Raad vervolgens overgebracht via onderstaande videoboodschap, waarin hij het belang van digitaal procederen nog eens heeft onderstreept.

De digitale werkomgeving van de Hoge Raad omvat verder dat de leden en medewerkers al vele jaren vertrouwd zijn met het gebruik van het systeem waarbij procesdossiers digitaal beschikbaar zijn of beschikbaar worden gemaakt. Daarnaast heeft de Hoge Raad een uitgebreid digitaal kenniscentrum met juridische databanken en een digitale bibliotheek. Vanuit de thuiswerksituatie zijn de digitale systemen te raadplegen en kan gewerkt worden aan de zaken die in behandeling zijn. Zo ging in maart 2020 de overgang naar vrijwel volledig thuiswerken voor velen bij de Hoge Raad gepaard met een aanzienlijk intensiever gebruik van de thuiswerkplek en het vinden van andere vormen van overleg en contact.

Voor de medewerkers die in het gebouw werken, bijvoorbeeld ten behoeve van de postbehandeling, zijn de kantoorwerkplekken aangepast aan de coronamaatregelen. Ook zijn er voor hen voorzieningen getroffen voor elektronisch overleg met degenen die thuiswerken.

Openbaarheid
De openbaarheid van rechtspraak is in 2020 gewaarborgd, ook in de maanden in 2020 dat het gebouw gesloten was voor publiek in verband met de volksgezondheid. Uitspraken zijn gedaan op het reguliere moment van de wekelijkse rolzittingen. Die zittingen bleven toegankelijk voor de procespartijen en (beperkt) voor de media. De uitspraak kwam op de gebruikelijke wijze beschikbaar voor de procespartijen. Publicatie van de uitspraken gebeurt zo spoedig mogelijk nadat de uitspraak is gedaan en na anonimisering van de uitspraak. In de praktijk vindt publicatie op dezelfde dag of uiterlijk één dag later plaats. Dat was ook in de coronasituatie en vanuit het werken in een thuissituatie in 2020 het geval. Kenbaarheid en controleerbaarheid zijn als doelen van openbaarheid ook in 2020 op deze manier verzekerd.

Als gevolg van de coronamaatregelen is het aantal beschikbare plaatsen in publieke ruimten van de Hoge Raad gemaximeerd. In 2020 heeft de Hoge Raad in het belang van de openbaarheid een aantal keer het instrument van de livestream ingezet. Met dat instrument wordt recht gedaan aan het juridisch en/of maatschappelijk belang om bij een zitting een breder bereik te hebben in de samenleving en rekening te houden met de belangstelling voor bepaalde zaken vanuit de samenleving. Het instrument van de livestream brengt de cassatierechtspraak op een eenvoudige manier dichterbij de burger en bij de media. In 2020 is de livestream meerdere keren ingezet bij uitspraken en bij een mondeling pleidooi met een groot aantal procespartijen waarvoor geen plek was in de zittingszaal. De ervaringen met de livestreams worden benut bij de verdere ontwikkeling van het communicatiebeleid van de Hoge Raad.

Gevolgen voor de rechtspraak
In de eerste maanden van 2020 werd duidelijk dat de gezondheidscrisis rondom het COVID-19-virus tot vergaande beperkingen van het maatschappelijk leven aanleiding gaf. Dat had gevolgen voor de rechtspraak. Was bestaande wetgeving toereikend om naar de omstandigheden van het geval te beslissen? Wat betekende met spoed tot stand gebrachte nieuwe wetgeving voor aanhangige zaken? Konden rechtbanken en gerechtshoven in hun werkwijze afwijken van bestaande rechtsregels? Zulke vragen bereikten ook de Hoge Raad. De desbetreffende zaken zijn met voorrang behandeld om de rechtspraktijk zo spoedig mogelijk duidelijkheid te bieden in een periode die is omgeven met ongekende onzekerheden. Meer informatie vindt u in de rubriek COVID-19 in rechtspraak.