Signalen aan de wetgever

Strafkamer

Werken met geldende wetgeving in het zicht van een nieuw wetboek
Het Wetboek van Strafvordering (Sv) gaat kort gezegd over de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van opgelegde straffen en maatregelen. Het wetboek stamt uit 1926 en is sindsdien herhaaldelijk op onderdelen aangepast. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is sinds 2014 bezig met een ingrijpende modernisering van het wetboek. Er zijn conceptwetsvoorstellen gepubliceerd, maar die zijn nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. Het werken met de geldende wetgeving gaat in de rechtspraktijk al geruime tijd gepaard met kennis van de voorgenomen wetswijzigingen. In twee hierna vermelde uitspraken is te zien dat zo’n situatie van invloed is op de rechtsvorming.

Een verdachte meende onder meer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten zijn in de strafvervolging wegens politiegeweld na zijn aanhouding. Een andere verdachte verbleef in Venezuela. De Venezolaanse autoriteiten hielden hem aan en hij werd overgebracht naar Nederland. In Nederland werd hij vervolgens aangehouden voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen van de invoer van cocaïne. Deze verdachte vond dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten zijn in de strafvervolging vanwege de gang van zaken rond zijn overbrenging naar Nederland en gebrekkige informatievoorziening vanuit het Openbaar Ministerie. Beide verdachten deden een beroep op artikel 359a Sv. Volgens deze bepaling kan de rechter ‘indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken’ onder meer bepalen dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is.

In eerdere uitspraken heeft de Hoge Raad in een beoordelingskader uiteengezet wanneer sprake is van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sv en aan welke voorwaarden moet worden voldaan voordat met succes een beroep op dit artikel kan worden gedaan. In de hiervoor genoemde conceptwetsvoorstellen wordt een regeling voorgesteld die deels afwijkt van het huidige artikel 359a Sv. Wordt dat voorstel wet, dan zou na de inwerkingtreding ervan in een zaak de vraag kunnen rijzen in hoeverre dat beoordelingskader nog toepasbaar is.

In deze zaken oordeelde de Hoge Raad dat de initiatieven om de huidige regeling aan te passen aanleiding geven tot terughoudendheid en dat hij daarom geen substantiële wijzigingen in het eerder uiteengezette beoordelingskader zal aanbrengen. Wel zal met het oog op de nieuwe bepaling nuancering of bijstelling plaatsvinden van de precieze formulering van enkele maatstaven die in eerdere uitspraken zijn genoemd.

HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889 en HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1890