Signalen aan de wetgever

Civiele kamer

Verplichte en onvrijwillige zorg onder de Wvggz en Wzd
Sinds 1 januari 2020 zijn de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd) in werking. Ze vervangen de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz). Aan de civiele kamer van de Hoge Raad zijn al meteen in 2020 een aantal zaken over de nieuwe wetten voorgelegd. De Wvggz bevat regels voor het verlenen van verplichte zorg aan personen met een psychische stoornis. De Wzd regelt het verlenen van onvrijwillige zorg aan personen met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap. De Wvggz voorziet in diverse vormen van verplichte zorg, die ook ambulant mogelijk is. De Wzd voorziet alleen in opname in een accommodatie waar zorg wordt verleend.

De Hoge Raad heeft in 2020 in uitspraken over de Wvggz en de Wzd knelpunten in de wettekst geconstateerd. In de meeste daarvan is inmiddels door (voorgenomen) wetswijziging voorzien. Daaraan is te zien dat signalen van de Hoge Raad aan de wetgever daadwerkelijk kunnen bijdragen aan een vruchtbare wisselwerking tussen de wetgevende en de rechterlijke macht ten dienste van rechtzoekenden en de samenleving. Hierna volgt een overzicht van de uitspraken uit 2020 die nog openstaande knelpunten in de Wvggz of Wzd signaleren.

  • HR 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1012
    Deze zaak gaat onder andere over het procesrecht dat op de Wvggz van toepassing is. De Wvggz kent kort gezegd twee procedures om te komen tot verplichte zorg: een zorgmachtiging via de rechter of, bij spoed, een crisismaatregel via de burgemeester. De crisismaatregel is alleen voor situaties waarbij snel ingegrepen moet worden vanwege onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De crisismaatregel is tijdelijk. Als de verplichte zorg nodig blijft, kan de rechter de crisismaatregel eventueel voortzetten.

    In deze zaak was de vraag aan de orde of cassatieberoep openstaat tegen een rechterlijke machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel. Voor de zorgmachtiging is dit geregeld in artikel 6:1 lid 10 Wvggz. Deze bepaling verklaart de regels van de verzoekschriftprocedure uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in aanvulling op de Wvggz van toepassing. Voor de crisismaatregel is zo’n bepaling er niet. Mede gelet op uitlatingen van de minister in de parlementaire geschiedenis heeft de Hoge Raad aangenomen dat op dit punt sprake is van een omissie en dat is bedoeld dat ook bij de verlening van een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel de wettelijke regels van de verzoekschriftprocedure aanvullend in acht worden genomen. Later is de vraag op dezelfde manier beantwoord voor de crisismaatregel zelf (HR 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1806).
  • HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1271
    Deze zaak gaat over een persoon met dementie ten aanzien van wie verplichte zorg in de vorm van onder meer fixatie in een rolstoel nodig werd geacht. Dementie is een psychogeriatrische aandoening, waarmee in beginsel de Wzd van toepassing is. Deze persoon verbleef echter vrijwillig in een Wvggz-instelling. Een geval waarin een persoon zowel onder de Wvggz als de Wzd kan vallen, wordt ook wel multi-problematiek genoemd. Aan de orde komt dan welke wet van toepassing is. Hierbij is onder meer van belang dat instellingen sinds de invoering van deze nieuwe wetten veelal ofwel een Wvggz-, ofwel een Wzd-instelling zijn.

    Er rezen twee vragen: er is in principe alleen plaats voor verplichte zorg onder de Wvggz voor zover a) sprake is van een psychiatrische aandoening en b) de persoon zich tegen de beoogde zorg verzet. Wat betreft a) diende te worden vastgesteld dat de actuele zorgbehoefte werd bepaald door de psychiatrische aandoening. Wat betreft b) was problematisch dat de persoon dement was, niet zelf kon aangeven of ze het eens was met de beoogde maatregelen, en er geen vertegenwoordiger of mentor voor haar optrad.

    De Hoge Raad overwoog over dit laatste dat uit de medische verklaring van de onafhankelijke psychiater volgde dat deze persoon niet in staat was een coherent gesprek te voeren en daarom ook geen toestemming kon geven voor de vrijheidsbeperkende maatregelen. Voor haar trad geen vertegenwoordiger op. De Wvggz voorziet in dergelijke gevallen (artikel 1:4 lid 5 Wvggz in verbinding met artikel 1:3 lid 4 Wvggz) in de mogelijkheid van benoeming van een mentor, die bevoegd is namens de betrokken persoon in te stemmen met de beoogde zorg of zich daartegen te verzetten. De wet voorziet niet in de situatie dat geen mentor is benoemd. Een situatie als deze zal zich vaak kunnen voordoen bij het treffen of voortzetten van een crisismaatregel. De Hoge Raad neemt aan dat in zo’n geval zekerheidshalve een machtiging voor verplichte zorg kan worden verzocht en verleend. Het stond de rechtbank dan ook vrij de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, los van de vraag of er bij de betrokken persoon sprake was van verzet.
  • HR 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1806
    In deze zaak komt nog een ander knelpunt bij toepassing van de Wvggz aan de orde. Als bij de rechtbank beroep wordt ingesteld tegen een crisismaatregel en daarnaast een verzoek tot schadevergoeding wordt ingediend, gelden voor de daarop te nemen beslissing uiteenlopende rechtsmiddelen: tegen de beslissing op het beroep tegen de crisismaatregel staat alleen cassatieberoep open en tegen de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding moet eerst hoger beroep worden ingesteld. Dat is onpraktisch voor zover het verzoek tot schadevergoeding erop berust dat de crisismaatregel niet rechtmatig is genomen.

    Het oordeel van de Hoge Raad komt neer op het volgende. Als bij de rechtbank niet alleen beroep wordt ingesteld tegen de crisismaatregel maar ook een verzoek tot schadevergoeding wordt ingediend, kan zich volgens de Wvggz de situatie voordoen dat beroep in cassatie bij de Hoge Raad wordt ingesteld tegen de beslissing op het beroep tegen de crisismaatregel, en hoger beroep bij een gerechtshof wordt ingesteld tegen de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding. In zo’n situatie kan het gerechtshof wachten met zijn beslissing totdat de Hoge Raad over de rechtmatigheid van de crisismaatregel heeft beslist, als die beslissing over de rechtmatigheid van belang is voor de beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding door het gerechtshof.